Franz Lippert (3), was een meestertuinder die de Weleda-geneesplantentuin in Schwäbisch Gmünd aanlegde en beheerde. In de herfst van 1940 gaf hij zijn baan op na 16 jaar in die functie voor het bedrijf te hebben gewerkt. Vanaf september 1941 was hij belast met experimentele werkzaamheden in de biologisch-dynamische teelt aan het Duitse Onderzoeksinstituut (DVA) in Dachau. De "kruidentuin" van de DVA, zoals hij werd genoemd, werd beschouwd als onderdeel van het concentratiekamp, maar lag buiten het kampterrein. Hij probeerde de situatie van de gevangenen te verlichten. Dit blijkt uit beëdigde verklaringen (4) van voormalige gevangenen na het einde van de oorlog. Lippert bleef in deze functie werkzaam tot maart 1945, waarbij hij zich uitsluitend bezighield met biologisch-dynamische plantenteelt. Volgens onderzoek van historicus Uwe Werner "moet Lippert ook beschouwd worden als getuige van jarenlange blindheid voor het regime, waarvan de onmenselijke aard hem te laat ter ore kwam." (5) Na de oorlog werd het burgerlijk proces tegen Lippert, gevoerd in het kader van het denazificatieproces in Duitsland, in september 1948 stopgezet met het argument dat hij "helemaal niet beschuldigd" was (6).
Nadat zijn dienstverband bij Weleda in de herfst van 1940 was beëindigd, was er geen contact meer tussen Lippert en het bedrijf.
(3) Zie Uwe Werner, Anthroposophen in der Zeit des Nationalsozialismus, blz. 330 e.v.
(4) Zie Uwe Werner, Anthroposophen in der Zeit des Nationalsozialismus, p. 332.
(5) Zie Uwe Werner, Anthroposophen in der Zeit des Nationalsozialismus, p. 285.
(6) Zie Uwe Werner, Anthroposophen in der Zeit des Nationalsozialismus (Antroposofen in de tijd van het nationaal-socialisme), blz. 334, noot 122.